“When you’re having fun” zeggen ze. De afgelopen week ben ik bij twee oud collega’s op bezoek gegaan. Twee waarmee ik veel samengewerkt hebt en waar ik tot op de dag van vandaag nog vaak aan denk.
Beiden zijn ze extreme contrasten, zowel in manier van leven, als wat ze meegemaakt hebben. Beiden groter als gemiddeld (op velerlei manier) en stronteigenwijs. Dat maakt waarschijnlijk waarom we goed met elkaar door een deur kunnen, en waardoor ondanks dat het jaren geleden is dat we elkaar gezien hebben het voelt alsof we vorige week nog samenwerkten.
De een woont (en ik ga dat niet verbloemen, ik ben er stront jaloers op) super mooi. Letterlijk in een kasteel. Via via is hij daar met zijn vrouw terecht gekomen en toen ik bij ‘m langs ging stond hij bij een bospad. Ik had dat deels verwacht en toen ik verwachte rechtdoor het bos in te moeten rijden wees ie wat verlegen naar rechts en daar stond een kast van een huis. Niet het hele huis is van hun, maar ik zou zo ruilen. En niet alleen omdat zo’n huis vergeleken met mijn huidige kamer en bewoning een wereld van verschil is, maar domweg omdat je daar op een stek zit die elke dag je het vakantie gevoel geeft. Kijkend vanuit het raam over de gracht en dan de oprijlaan opkijken. Mens, wat een plek, ik zou zo ruilen.
Bijpratend kom ik er achter dat ik dat leven in de surveillance nog steeds best mis zo af en toe. Vrij en buiten werken en als het tegen/mee zit ook nog wat meemaken. Aan de andere kant is het natuurlijk onzinnig om te denken dat het nog steeds zo is als bijna 11 jaar geleden toen ik voor het laatst uit een surveillance wagen stapte.
Al pratend komen we op de andere collega, en wisselen we contact gegevens uit. Die ander wordt gemaild en we spreken af om elkaar te zien. En waar? In een ziekenhuis. Ik dacht zo af en toe dat ik er wat van kan maar deze collega kan het beter. Beter in diverse opzichten. Ondanks een aantal fysieke tegenvallers waardoor een doorsnee mens zou afhaken is deze doorgegaan. En hoe!
Afvallen, revalidatie en nog steeds met de zelfde cynische grijns ligt ie in bed me aan te kijken. Een beetje een Nederlandse Jack Nickolson, net zo’n grijns.
Het eerste contact met ‘m (of meer z’n gezin) deze week was vreemd, bellend voor de bezoektijden van het ziekenhuis waar ie in ligt krijg ik zijn dochter aan de lijn. De laatste keer dat ik die zag/hoorde was ze alleen nog instaat tot baby gekrijs en nou is ze al bezig met het voortgezet onderwijs.
Hij heeft inmiddels een weg in het leven gevonden die ik, als ik terug kijk, niet verwacht zou hebben, maar aan de andere kant juist wel weer bij ‘m past.
Beiden werkten al bij het bedrijf toen ik solliciteerde, de ene deed alleen nachtdiensten, de ander was chef “KKB“. Door m’n jongehondengedrag en de wens een serieus contract in de wacht te slepen moest ik met ‘m gaan samenwerken. Mooi, samenwerken met de chef KKB, pas later realiseerde ik me dat de afkorting KKB (die stond voor Kut klussen Brigade) ook echt een KKB afdeling was. Bij het minste of geringste gingen piepers af en moesten er dubbele diensten of spoed klussen gedaan worden. Op zich super leerzaam. De nachtdienst specialist leerde me van alles waar ik ’s nachts een hoop aan had. Door mijn kmar opleiding wist ik al het een en ander, maar dat was veel gebaseerd op team samenwerking, terwijl in het bedrijf waar ik nu werkte je juist op jezelf was aangewezen, en pas via via met collega’s samen kon werken. Jezelf was het belangrijkste, domweg omdat je vaak alleen op pad was. Dat ie bij tijd en wijle me in de broek deed pissen van het lachen hoorde er ook bij. Waakzaam als hij was sloopte hij een keer een totale ondergrondse kantine toen hij in het zwartste van de nacht in een oogopslag een mens meende te zien, verborgen in het donker in een hoek. Na de nodige klappen en het vangen van de vermeende crimineel bleek het om een Abraham-pop te gaan. Droogjes merkte hij in het logboek van de client op “Gelieve ons van te voren in te lichten over aanwezige poppen en ander decoratiemateriaal, dit om schade aan het interieur te voorkomen”
De ander leerde me juist de politieke spelletjes te spelen, leerde me hoe ik me de managers uit de nek kon houden als er diploma’s gehaald moesten worden, of stond juist voor me op als de leiding me er uit wilde schoppen toen ik niet binnen de gestelde termijn mijn examen haalde. Ook toen ik voor de zoveelste keer een auto met ‘schade’ terugzette wist hij de leiding van mijn toegevoegde waarde te overtuigen. Ook was het ‘m niet vreemd om met de juiste arrogantie mensen en overheidsinstanties op hun nummer te zetten. Nadat hij vol gas over een bekende parkeerplaats was gereden had hij vier velgen voorzien van een extra bocht doordat hij vol gas over een net aangelegde stoeprand was gereden. Nadien diende hij het management van repliek toen deze op hoge poten verhaal kwam halen over de schade aan het voertuig “Tja, niet om het een of ander, maar de gemeente had mij niet in kennis gesteld van de aanleg van deze nieuwe stoeprand.”
En nou ik ze na circa een dikke 8 jaar weer eens uitgebreid gezien heb realiseer ik me hoe zaken, tijden en mensen veranderen, maar toch van binnen de zelfde mensen blijven. En bovenal hebben beiden iets bijzonders voor elkaar gekregen : ze doen wat ze leuk vinden en zijn gevoelsmatig daarin onafhankelijk, en dat is best benijdenswaardig.
Commenteer