Twee keer per jaar ga ik bij ‘m langs. Keer in het voorjaar en een keer in het najaar. We kennen elkaar inmiddels een dikke 18 jaar. Hij was een oudgediende in het bedrijf waar ik toen ging werken. Als jonge hond die wel wist hoe het allemaal moest en vooral met een enthousiast grote bek schopte ik soms deze en gene en hem dus ook voor de schenen.
Inmiddels werkt ie al ruim 14 jaar niet meer voor het bedrijf. Heeft een mooi rustig stekkie gevonden wat hij al tijden bewoont. Zonder afspraak of bericht kan ik langs komen, enige voorwaarde is dat het licht is. Zijn ex-vrouw en kinderen komen er ook nog steeds zie ik.
Doordat ik inmiddels bij mijn ouders woon is er heen gaan makkelijker, en zo ben ik eergisteren weer op de bonnefooi zijn kant op gegaan. In mijn regio is inmiddels de paddentrek voorzien, dus zo her en der zijn er afbakeningen en waarschuwingsborden neergezet.
Dat is ook bij het dorpje aan de IJssel waar ik doorheen ga, voorzichtig hou ik de weg in de gaten als het wegbeeld snel minder wordt. Frederique heeft veel vermogen en ondanks een heel klein beetje gas breekt ze toch telkens uit. In een bocht duikt de kop weg en hou ik de motor met moeite overeind. Na een tweede keer waarbij de kont van Frederique uitbreekt ben ik wat pissig. Het spul ligt er al duidelijk wat langer en had best opgeruimd kunnen worden. Als ik het spoor volg kom ik bij een boerderij aan waar de boer nog aan het werk is.
Als ik uitleg wat er aan de hand is geeft de boer meteen een oplossing. Hij zal er de veegwagen over heen halen zodat de weg weer begaanbaar is. Over de dijk langs de IJssel vervolg ik mijn weg en kom uiteindelijk in de stad aan.
Door de stad rijdend waarbij er herinneringen aan mijn oude werk me door de kop schieten zie ik dat de tijd doorgaat. Straten en plekken zijn veranderd, niet alles is zo vertrouwd als het was. Uiteindelijk een klein stukje buiten de stad ben ik bij ‘m. De motor op de parkeerplaats en de lange oprijlaan oplopend raak ik weer onder indruk van de rust en stilte hier. Een waanzinnige plek waar, juist nu doordat het fris is maar de zon mooi schijnt, je heerlijk kan vertoeven.
Het loopt toch altijd wat onwennig naar ‘m toe. De stilte, de vogels en altijd de vraag hoe het er uitziet bij ‘m.
De eerste keer dat ik met ‘m moest samenwerken weigerde hij dat op zijn eigen speciale manier “Jij gaat niet met mij mee, met die grote bek van je.” Hij stond op en liep weg, mij verbouwereerd achterlatend. Mijn collega’s van de meldkamer haalden de schouders op “Als hij zegt dat je niet mee gaat met ‘m dan ga je niet mee, punt.” Het heeft een hele tijd geduurd voor we elkaar minder in het vaarwater zaten. Hij als oudgediende met trucs die ik tot de dag van vandaag nog gebruik, en ik als jonge hond die ‘m liet lachen als ik mezelf weer eens bij de poot had. We werden samen goede collega’s en meer. Hij leerde me om met techniek geduld te hebben en hoe je systemen kon verslaan door ze te gebruiken zoals ze bedoeld waren. “Je gaat een sjekkie pielen, dan vergeet je je denkpatroon en heb je als je terug moet een helder idee.” “Maar ik rook niet ?” “Piel dan met wat anders, je hebt handen en en je bent een vent, bedenk iets” wapperde zijn brede baard met daarboven zijn glimmende pretoogjes. Dat was een kenmerk van ‘m : hij dwong je om zelf na te denken.
Hij leerde me om geen fouten te maken als het werk te vaak op de zelfde manier moest worden gedaan. “Maak er pepernoten van.” “He, wat ? Pepernoten ? Wat bedoel je daar nou mee ” “Zeg een woord wat helemaal niets met datgene wat je doet te maken heeft. Daardoor onthou je dat je het gedaan hebt. ” En verrek als het niet waar is, er zijn legio bedrijven waar ik ooit als beveiliger door de gangen en kelders liep waar aan deuren “pepernoten” hangen.
Waar ie slecht tegen kon was de drukte op de ochtend tijdens de weekenddiensten die wij vanuit de nachtdiensten veroorzaakten. Hij was net wakker, zat met sigaret en koffie een beetje mens te worden en dan kwamen wij vanuit de nacht te wakker en met lawaai door de deur. Hij werd dan wat stiller, vouwde de lange benen onder de stoel en murmelde wat. Dan stond ie ineens op en liep weg “Ik ben weg” en roste de sluisdeur achter zich dicht.
Wat we heel duidelijk gemeen hadden hadden was de lol in het spelen met computers. Programma’s uitwisselen en trucs. Sleutelen om enkele Kb’s vrij te krijgen zodat je nog meer kon doen. Met z’n tweeën door een gebouw lopen en oeverloos discussiëren over van alles en nog wat. Als ik eens een keer een kras op ‘zijn’ surveillance voertuig maakte was ik benauwder voor zijn reactie dan van mijn manager.
Als ik bij ‘m aankom is het stil. Er zijn verder geen mensen. Bij ‘m liggen de twee voorwerpen die al jaren bij ‘m liggen. Tegen zijn steen liggen de ingepakte bloemen van zijn vrouw/kinderen en het toetsenbord wat ik achtergelaten heb nadat de vorige kapot was weggegooid.
Aan de ene kant is het raar. Hij ligt daar al 14 jaar en al die tijd worden er om de zoveel tijd bloemen, kinderbriefjes en een toetsenbord neergelegd. We zien elkaar nooit, hebben geen contact, maar toch is er een onzichtbaar verbond en respect voor elkaar. Zij laten het toetsenbord toe op het graf van hun vader en man, ik hou de bloemen in de gaten en zet ze wat overeind als ze verzakken of omgevallen zijn.
Als ik na zo’n uurtje weer wegga en tussen de andere en oudere graven rondslenter is m’n kop weer wat helderder. De rust van zijn plek doet mij goed en ik hoop ook dat ’t hem goed doet.
Soms zijn mensen in staat om op een hele ongemerkte manier een enorme indruk op anderen achter te laten en blijven ze gemist worden.
Commenteer