IT’ers lijken zo af en toe net op echte mensen. Alleen zijn ze op een punt fundamenteel anders. Hun hele leven bestaat alleen maar uit het heen en weer duwen van elektronen met toetsenborden. Een vaag en onlogisch beroep. Dat is het beeld wat de niet-IT’ers bij je hebben.
Geen idee waar dat beeld vandaan komt (….) maar de laatste jaren vechten we behoedzaam tegen dat beeld. Een beetje net doen alsof we mensen zijn. Zo kleuren we als je aardig tegen ons doet, of stotteren we lief.
Ook proberen we interesse te tonen, door eens te vragen hoe je weekend was geweest zonder de toevoeging “…op die ene vette lan-party .” Ook proberen we wel begrijpbaar met je te praten. We snappen best dat “Na een mobo-reset blijft ie wel link geven maar die ACK op de DHCP gaat niet goed. ” of “Het aantal positionele parameters overschrijd de maximale waarde van één.“ niet de meest handige zinnen zijn. We vertalen dat naar mensentaal “Hij doet het niet” en “Ah een spatie teveel.”
En natuurlijk snappen we dat we nooit de toplaag gaan halen. De kneusjes uit het fietsenhok zijn nu de kneusjes uit het serverhok.
Maar wel met een iets ander uitgangspunt. Vroeger met T-shirt/overhemd en spijkerbroek de sukkel, nu de man/vrouw met T-shirt/overhemd met de oplossing. De oplossing voor jouw probleem.
Vaak omdat jij het stuk gemaakt hebt. Als wij het je geven doet ie het. Als jij het teruggeeft is ie stuk. En altijd zomaar. Ineens. Dat glas water erover, het kind wat er op ging staan… dat zal er toch niets mee te maken hebben, nee echt?
Dat charmeoffensief hebben we al een poosje ingezet en toch ziet nog steeds niet iedereen ons als mens. Een mens met mensendingen. Zoals de stille verlangens naar contact zonder elektronen maar met bodily fluids of een spontane glimlach als je eens iemand aankijkt. Of genieten van dingen die helemaal niets met IT te maken hebben. Een vogel die ondersteboven aan een tak hangt en ploetert om weer recht op te zitten, of een klein kind wat met verbazing naar een spin kijkt. Schrijven met een vulpen. Joe neim it, wie doe it.
Ook mensen die je niet kennen of met je samenwerken zien je als een soort van onderhorige. De ene keer in een zwembad waar iemand na een keer vriendelijk toeknikken meteen zijn carrière als SAP specialist op je botviert (wat dan na enig doorvragen eigenlijk inhoud dat ie in FICO een transactie kan afronden zonder in de problemen te raken) en als ie je voor de tweede keer ziet je uitvoerig ondervraagt over wat voor hem de beste backup oplossing is en als je weer verder wil zijn schema op jouw aanpast zodat als je gaat douchen nog even de hosting en andere zaken besproken kunnen worden. Alles klinkt erg ambitieus, maar uiteindelijk staat ie in utrecht voornamelijk plastic tasjes te verkopen… [note to self: beste man vanavond even advies tarief van €137,50 per uur voorleggen]
Eentje die wel met je moet samenwerken speelt het anders. Die blijft vriendelijk en heeft twee openingszinnen: “Nou ik je toch zie..” welke de hallway ambush inluid en “Jij bent toch van IT hè?” als ze iets verder van je af staan. En het subtiele wat ze toepassen is jou onderwerp van hun drukke planning te maken. Er zijn in het leven van een IT’er een aantal zaken waar je rekening mee moet houden. Z’n netwerk/account, zijn koffie en de lunch.
De lunch is vaak het enige moment dat we uit het serverhok mogen, we worden als het ware uitgelaten. En dan krijgen we ook nog lekkers. Tot we jou tegenkomen. Natuurlijk ga jij die ene vette deal maken, en natuurlijk snappen we dat jij ons gaat redden. Dus is er geen enkele reden om van tafel getrokken te worden om jouw je probleem te laten vertellen. Dat we daarna onze plek aan tafel of in de rij zijn kwijtgeraakt [“Die zijn op, sorry, het liep heel hard ineens” als je weer misgrijpt bij net dat ene lekkere broodje] is helemaal niet erg.
Maak je geen zorgen, dat uitlaten wordt door ons hogelijk overschat..
Een website waar ze nog eens benadrukken hoe we het het liefst hebben staat hier.
ik mis de aanspreekvorm: “DenB? hoe issie?” bij het koffie apparaat.
en gelukkig heb jij ook nog een motor om over te praten. Ruzie met sloten en voorbij fietsende vrouwen ofzo, was het toch?